Geschiedenis van het Romeinse Rijk
De republiek komt op
Hoe is Rome dan wel ontstaan?
Over het werkelijk ontstaan van Rome is niet veel bekend. Waarschijnlijk is Rome gesticht door kolonisten uit Longa Alba, een plaats ten zuiden van Rome. Bij een doorwaadbare plek in de rivier de Tiber en op een kruispunt van een belangrijke handelsweg naar het zuiden stichtten zij een klein dorpje: Rome. We weten wel dat Rome in de 6e eeuw v. Chr. werd geregeerd door Etruskische koningen. De Etrusken waren een volk die in die tijd in grote delen van Noord- Italië woonden. Onder hun bestuur groeide Rome uit tot een grote stad met wel 30.000 inwoners. In 509 v. Chr. verjoegen de Romeinen de Etruskische koning Tarquinius Superbus. Zij veranderden toen de regeringsvorm van koninkrijk in een republiek.
Wat is een republiek?
Een republiek is een staat waar de macht bij één of meerdere personen ligt. Zij krijgen die macht van de mensen. Meestal krijgen zij de macht via verkiezingen en niet doordat hun vader of moeder de macht had zoals in een koninkrijk (Willem Alexander wordt koning omdat zijn moeder koningin is). In Rome stonden de senatoren aan het hoofd van de republiek. Zij namen alle beslissingen voor Rome.
Het dagelijks bestuur lag in handen van twee consuls. Zij voerden uit wat de senatoren hadden beslist. Ook de legeraanvoerders werden gekozen uit de senatoren. Je begrijpt dat een senator veel macht en aanzien had. En je werd er niet armer van omdat goed betaalde overheidsfuncties voor de senatoren waren. De senatoren en consuls werden door alle Romeinen met stemrecht gekozen. Een verkiezingscampagne kostte veel geld. Dus alleen rijke Romeinen werden senator of consul.
Vanaf 509 begonnen de Romeinen aan een lange veroveringstocht voor meer grondgebied. Jaar na jaar gingen de Romeinse soldaten op oorlogspad. In ruim 200 jaar werden de omwonende stammen als de Samnieten, de Etrusken en de Griekse steden in Zuid- Italie verslagen. Rond 270 v. Chr. was het grootste deel van Italië in Romeinse handen. Na de “normale” plundering van alle rijkdom uit een veroverd gebied, inclusief het inpikken van alle goede landbouwgronden, waren de Romeinen vrij aardig. De Romeinen verbonden de verslagen stammen aan Rome door ze Romeinse burger of bondgenoot te maken.
Waarom waren de Romeinen zo vechtlustig?
De Romeinen waren zo vechtlustig om twee redenen. De eerste drijfveer was het verlangen naar eer en roem (laus et gloria). De hoogste eer voor een Romein was sterven voor het vaderland. Maar dapper vechten was even belangrijk. Een legeraanvoerder kon al eeuwige roem krijgen als hij een belangrijke overwinning behaalde en hij (lees: zijn soldaten) minimaal 5000 vijanden had gedood. Hij werd dan beloond met een triomftocht (triumphus) in Rome.
De tweede drijfveer was hebzucht. De Romeinen plunderden de veroverde gebieden helemaal leeg. Alles van waarde werd naar Rome gebracht. Ook werd een veroverd gebied verplicht om ieder jaar geld of goederen te betalen. In elk veroverd gebied werden de vruchtbaarste gronden ingepikt door de rijke senatoren. Daar bouwden zij grote boerderijen. Om de boerderijen te voorzien van voldoende werkkrachten was het noodzakelijk om krijgsgevangenen tot slaven te maken. Kortom, de veroverde gebieden brachten grote rijkdom voor de Romeinen.
Maar in de officiële oorlogsverklaringen konden de Romeinen moeilijk zeggen dat zij vochten uit hebzucht en hun verlangen naar eer en roem. Daarom zochten zij altijd een goed excuus voor hun oorlogen. Dat heet de rechtvaardiging van de oorlog. Daarom waren alle agressieve veroveringen “verdedigingsoorlogen” of "het helpen van bondgenoten”.
De Romeinen hadden zelfs een speciaal ritueel om een oorlog te beginnen. Een priester ging naar de grens van het grondgebied van de vijand. Daar vroeg hij met luide stem genoegdoening voor het onrecht dat de Romeinen was aangedaan. Hij zwoer bij de goden dat zijn verzoek eerlijk en rechtvaardig was. Dan wierp hij een speer in het land van de vijand. Dit herhaalde hij nog twee keer. De vijanden kregen dan dertig dagen om na te denken. Zij konden zich dan overgeven of de strijd aangaan.
Na de officiële oorlogsverklaring raadpleegden de Romeinen opnieuw de goden. Priesters keken naar de vlucht van vogels of zij met vechten konden beginnen of nog moesten wachten. Ook tijdens de veldtocht bleven priesters de goden raadplegen. Daarvoor hadden zij heilige kippen meegenomen. Priesters openden hun kooi en strooiden graan. Weigerden de kippen het voer dan was dat een slecht voorteken. Generaals stelden dan een directe veldslag uit.
Rome verovert het Middellandse Zeegebied.
In 264 v Chr. bonden de Romeinen de strijd aan met een sterke tegenstander: Carthago. Deze grote stad in Noord-Afrika beheerste de handel op de Middellandse Zee. Om Carthago te verslaan, hadden de Romeinen een vloot nodig. In korte tijd bouwden de Romeinen een grote vloot. Daarmee werd de zeemacht van Carthago verslagen. Door deze overwinning verkregen de Romeinen Sicilië.
De Romeinen hadden Carthago wel verslagen maar niet vernietigd en Carthago kwam terug.
In 218 v. Chr. trok generaal Hannibal met zijn legers (waaronder 50 oorlogsolifanten), via Spanje en Zuid-Frankrijk, de Alpen over. In Italië bleek Hannibal een perfecte strateeg. Hij versloeg de Romeinen slag na slag en zijn legers trokken plunderend door Zuid-Italië. Zijn grootste overwinning op de Romeinen behaalde Hannibal op 2 augustus 216 v. Chr. in de slag bij Cannae. Daar vonden 45.000(!!) Romeinse soldaten en 2700 ruiters de dood. Rome was overgeleverd aan de genade van Hannibal. Maar Hannibal trok niet op naar Rome en gaf de Romeinen de kans om zich te herstellen. De Romeinen gingen vervolgens met een groot leger naar Noord-Afrika en bedreigden Carthago. Hannibal was gedwongen om terug te keren naar Carthago. In 202 v. Chr. versloegen de Romeinen de legers van Hannibal en Carthago werd veroverd. Later hebben de Romeinen Carthago totaal verwoest.
De Romeinen heersten nu over het westelijk Middellandse Zeegebied want ook Zuid-Frankrijk en Spanje waren door hen veroverd.
Tussen 201 en 133 v. Chr. versloegen de Romeinen de Macedoniërs en de Grieken. Ook veroverden zij grote delen van Klein-Azië (waar nu Turkije ligt). Met deze overwinningen waren de Romeinen de heersers over de gehele Middellandse Zee geworden.
Onder de eerste keizers kwam het Romeinse Rijk tot haar grootste bloei.
Rome was toch een republiek?
Ja, Rome was heel lang een republiek. Zij werd bestuurd door senatoren. Maar in de 1e eeuw v. Chr. vonden gebeurtenissen plaats waardoor het Romeinse Rijk veranderde in een keizerrijk.
De aanleiding voor deze verandering lag in een legerhervorming. Omdat de oorlogen steeds verder weg plaats vonden en de veldtochten steeds langer duurden, was er behoefte aan meer soldaten die langer in het leger dienden.
Vanaf het begin van de republiek was beslist dat een Romeinse burger een bepaald hoeveelheid bezit moest hebben om legionair te worden. De reden hiervoor was dat iedere legionair zijn eigen wapenuitrusting moest betalen. Daardoor konden de vele arme Romeinse burgers geen soldaat worden.
In 107 v. Chr. schafte consul Marius deze regel af. Het gevolg was dat veel arme Romeinse burgers soldaat werden. Zij kregen hun wapenuitrusting van de generaal waarvoor zij vochten. Maar deze nieuwe soldaten waren niet trouw aan de senatoren maar aan hun generaal. Zij waren trouw aan hun generaal in ruil voor een behoorlijk deel van de oorlogsbuit en een stukje grond na afloop van hun diensttijd van 25 jaar. Hierdoor veranderde veel voor de machthebbers in Rome. Generaals waren ook senator en zij konden hun eisen in de Senaat kracht bij zetten door met hun legioenen te dreigen. Een generaal die dat deed was Julius Caesar. Samen met twee andere legeraanvoerders vormde hij een clubje die politieke veranderingen afdwong door met hun legioenen te dreigen. In 59 v. Chr. begon Julius Caesar een lange en wrede oorlog tegen de Keltische stammen in Frankrijk. Tijdens deze Gallische oorlog (59- 51 v. Chr.) veroverde hij Frankrijk, België en Zuid-Nederland. En zo kwamen de Romeinen in Nederland.
Aan het einde van de Gallische oorlog keerde Julius Caesar als een rijk en machtig man terug naar Rome. Al snel kreeg hij ruzie met zijn oude vriend Pompeius en er brak een burgeroorlog uit. Romeinse soldaten vochten tegen Romeinse soldaten. Julius Caesar won deze strijd en in 46 v. Chr. werd hij benoemd tot dictator (=een alleenheerser). Caesar was de machtigste man in Rome. Helaas voor Julius Caesar waren er veel jaloerse senatoren die meenden dat de Senaat alle macht moest hebben. In 44 v. Chr. vermoordden zij hem.
De senatoren hoopten na de moord van Julius Caesar dat de oude republiek weer in ere hersteld zou worden. Maar zij kwamen bedrogen uit. Aanhangers van Caesar, waaronder zijn "zoon" Octavianus, grepen de macht. De republikeinse senatoren verzamelden een groot leger. Maar het republikeinse leger werd verpletterend verslagen door de legers van Octavianus. Octavianus werd toen de machtigste man in Rome. Hij kreeg de macht over alle legioenen, de provincies en in de Senaat. Hij veranderde zijn naam in Augustus Caesar. Hij veranderde het Romeinse Rijk in een keizerrijk. Tijdens het keizerrijk was de Senaat nog wel aanwezig maar zij had weinig macht. De keizers bepaalden alles.
Tijdens zijn lange regeerperiode voerde keizer Augustus een groot aantal veranderingen in. Zo besloot hij om de grenzen van het Romeinse Rijk goed te verdedigen. Overal langs de grenzen verrezen forten en wachttorens. Ook veranderde hij het Romeinse leger in een klein, goed getrainde beroepsleger. Zij bewaakten de grenzen en moesten opstanden binnen het Rijk snel de kop indrukken. Ook zorgde hij ervoor dat alle provincies goed bestuurd werden en dat overal in het Rijk het Romeinse recht werd toegepast.
Door al deze maatregelen heerste onder keizer Augustus en zijn opvolgers overal vrede in het Romeinse Rijk. Hierdoor kwam het Romeinse Rijk tot grote bloei. Overal werden de steden groter en mooier. De Romeinen bouwden prachtige amfitheaters, tempels, badhuizen en paleizen. Overal werd druk gewerkt. Want voor zoveel bouwwerken waren veel mensen en bouwmaterialen nodig. Alle bedrijven hadden veel werk en verdienden goed.
Ook werden er veel goederen verhandeld. Door heel het enorme Rijk werden producten verhandeld: wijn en olijven uit Italië werden naar Nederland gebracht, graan uit Egypte naar Italië en uit Spanje werden goederen naar Griekenland gebracht. Kortom de handel bloeide.Ook de landbouw bloeide. Want mensen met geld kopen graag eten en drinken.
Tussen 27 v. Chr. tot 180 na Chr. bloeide het Romeinse Rijk. Het Romeinse Rijk was op haar toppunt. In de derde eeuw na Chr. begon de macht van de Romeinen minder te worden. De grenzen van het Romeinse Rijk lagen steeds vaker onder vuur door Germaanse stammen die, aangetrokken door de verhalen over de rijkdom, een plekje zochten in het Romeinse Rijk.
Vanaf de derde eeuw raakte het Romeinse Rijk in grote problemen. Eén van de problemen was een tekort aan Romeinse soldaten.
Hoe konden de Romeinen een tekort aan soldaten krijgen?
De Romeinen hadden een enorm rijk kunnen opbouwen omdat zij leefden naar hun traditionele deugden: “krachtige vastberadenheid, soberheid, afwezigheid van een gehechtheid aan bezittingen, devotie aan de goden en oog voor gerechtigheid”. Maar tijdens de bloeiperiode van het Romeinse Rijk waren de Romeinen zo machtig en rijk geworden dat zij alleen maar dachten aan feestvieren. Het harde militaire leven stond niet meer in hoog aanzien. Niemand wilde nog soldaat worden !!
Daarnaast werd het Romeinse Rijk in de 3e eeuw geteisterd door epidemieën. Ziektes als de pest veroorzaakten een achteruitgang van het aantal mensen. Hierdoor kwamen er ook steeds minder Romeinen die soldaat konden worden.
Om voldoende soldaten te krijgen, moesten de keizers een beroep doen op mannen uit de veroverde volkeren in de provincies. Deze nieuwe soldaten waren niet geïnteresseerd in het verdedigen van het Romeinse Rijk. Zij waren vooral geïnteresseerd in goede werkomstandigheden en een goed salaris. Ook hadden zij snel in de gaten dat zij belangrijk waren voor de keizers. De keizers hadden de soldaten nodig om hun macht in Rome te bewijzen. Daardoor stelden de soldaten steeds hogere eisen als meer soldij.
Het tweede probleem waren de financiën. Om de soldaten te kunnen betalen verhoogden de keizers voortdurend de belastingen. Hierdoor kwamen er steeds meer Romeinen die weigerden belasting te betalen. Zij bedachten allerlei slimme manieren om geen belasting te betalen. Maar de keizers hadden wel geld nodig. Daarom maakten zij nieuwe munten. Maar deze nieuwe munten waren veel minder waard. Veel mensen kregen daardoor steeds minder vertrouwen in het geld. Zij betaalden daarom niet meer met geld maar gingen over op ruilhandel.
Het derde probleem was de bestuurlijke chaos. De keizers waren afhankelijk van hun legers. Zij maakten vaak mooie beloftes om hun soldaten te paaien. Maar als zij hun beloftes niet konden waarmaken, hadden zij grote problemen. De troepen zetten de keizer dan af (meestal door hem te vermoorden!!). Vervolgens riepen zij iemand uit hun midden uit tot de nieuwe keizer. Het kwam ook voor dat er meerdere keizers werden uitgeroepen en dat leidde dan tot een burgeroorlog. Tussen 235 en 284 waren er 25(!) keizers.
Het grootste probleem was de druk op de Rijn- en Donaugrens. Steeds meer Germaanse stammen probeerden de Rijn en de Donau over te steken. Zij werden gelokt door verhalen over de welvaart in het Romeinse Rijk. Regelmatig doorbraken zij de grenzen en trokken plunderend in het Romeinse Rijk rond. Dan moesten de Romeinse legioenen hen weer wegjagen. Soms werden zij betaald om te vertrekken. Een enkele keer lukte geen van beiden. Dan kreeg een Germaanse stam toestemming om in het Romeinse Rijk te blijven wonen. Zo kwamen de Franken in Nederland.
Tijdens de vierde eeuw kwamen er enkele sterke keizers die probeerden om het Romeinse Rijk te redden. Keizer Diocletianus (284-305) deelde het rijk op in vier stukken. Elk deel werd geregeerd door een keizer. Ook verplichtte hij de Romeinen om in het leger dienst te nemen. Daarmee verminderde hij het aantal barbaren in het Romeinse leger.
Toen Diocletianus stierf, kregen de overige keizers al snel ruzie. In 312 stonden twee rivalen tegenover elkaar: keizer Constantijn tegenover keizer Maxentius. Constantijn droomde de nacht voor de slag dat hij moest vechten onder het teken van Christus. Constantijn won de slag en hij maakte het christendom een bevoorrechte godsdienst. Hij stichtte veel kerken en gaf de kerken geld en landerijen. Ook werden christenen aangesteld op belangrijke posten. Constantijn stichtte ook een nieuwe hoofdstad: Constantinopel (het huidige Istanbul in Turkije).
In 364 werd het Romeinse Rijk verdeeld in twee rijken: Het West-Romeinse Rijk (hoofdstad Milaan) en het Oost-Romeinse Rijk (hoofdstad Constantinopel).
Het einde van het West-Romeinse Rijk.
In de 4e eeuw werd de druk op de Romeinse grenzen steeds erger. De oorzaak hiervan lag in het verschijnen van een ruitervolk uit Mongolië: de Hunnen. Rond 370 verscheen dit volk in Europa. Door hun komst ontstond een enorme beroering onder de volkeren die in Europa leefden. Vele volkeren kwamen in beweging en zochten een nieuwe woonplek. Deze gebeurtenis staat bekend als de Grote Volksverhuizing.
In 406 braken Germaanse stammen (Vandalen en Suevi) door de Rijngrens om een plek in het Romeinse Rijk te veroveren. De Vandalen trokken via Spanje naar Noord-Afrika en stichtten daar een eigen rijk. In 408 braken de Visigoten door de grens. Zij trokken zelfs op naar Italië. In 410 plunderden de Visigoten Rome. Het idee dat het machtige Rome geplunderd was door barbaren was voor veel Romeinen onvoorstelbaar. "Het helderste licht op aarde is gedoofd. Het hoofd is van zijn romp geslagen. Met Rome is de gehele aarde ten ondergegaan." Zo schreef iemand op het nieuws dat Rome was ingenomen en geplunderd.
Ondertussen bleven de Hunnen het Romeinse Rijk aanvallen. Onder aanvoering van hun leider Atilla de Hun trokken zij in 451 Frankrijk binnen. Bij Chalons-sur-Marne kwam het tot een enorme veldslag tussen de Romeinen en de Hunnen. Geen van beiden kon winnen. Maar zowel de Romeinen als de Hunnen waren knock-out geslagen. De Hunnen trokken zich terug en de Romeinen waren niet meer in staat om hun rijk in West-Europa te beschermen. Het gebied werd overgenomen door Germaanse stammen en de Romeinse keizers hadden geen macht meer.
In 476 werd de laatste keizer van het West-Romeinse Rijk door de Longobarden afgezet. Zijn naam: Romulus Augustus.
De stad Rome was tweemaal geplunderd en lag er bijna verlaten bij. De inwoners trokken massaal de stad uit, in het midden van de 6e eeuw leefden er nog maar 50.000 Romeinen in de stad. Er was geen geld en mankracht om de gebouwen te onderhouden en de gebouwen werden aan de natuur overgelaten: onkruid groeide op het Forum en het Capitool. “Waar eens keizers en senatoren hadden gewandeld, liepen nu herders met hun schapen. Rome leek meer op een boerendorp dan op de stad die over de wereld had geheerst.”
Het West-Romeinse Rijk was ten onder gegaan. Alleen in het Oosten leefde het Romeinse Rijk verder.
Rome was veranderd in een museum van heidense monumenten. Maar op de puinhopen van het oude Rome ontstond een nieuwe Rome: de Rome van de Christelijke Kerk.