Brood en Spelen
Gladiatorengevechten begonnen als een onderdeel van lijkspelen. Lijkspelen waren “feesten” rondom de begrafenis van rijke Romeinen. De kinderen van een dode rijke Romein wilden graag aan iedereen laten zien hoe belangrijk, moedig en rijk de dode was geweest. Daarvoor organiseerden zij “spelen” rondom de begrafenis. Eén onderdeel van deze “spelen” waren gevechten tussen gladiatoren.
Wat is een gladiator?
Een gladiator was een beroepsvechter. Zijn beroep was vechten op leven en dood. Maar de meeste gladiatoren deden dit niet vrijwillig. De meeste gladiatoren waren slaven. Een enkele keer waren gladiatoren vrije Romeinse burgers. Zij zochten eer en roem in de gevechten.
Gladiatoren waren verbonden aan gladiatorenscholen (ludus). Op de eerste dag legden de nieuwe gladiatoren een plechtige eed af. Daarin beloofden zij alles te doen zonder mopperen. Ook beloofden zij te willen sterven voor hun school. Vervolgens was het oefenen, oefenen en nog eens oefenen.
Het lijkt wel een basisschool!
Ja, leuk hoor! Elke dag oefenden de gladiatoren met houten wapens onder toezicht van speciale oefenmeesters. Dit waren meestal oud-gladiatoren. De baas van de school was zuinig op zijn gladiatoren. Daarom kregen zij goed te eten (vooral gerstepap en bonen) en als zij gewond raakten kregen zij een goede medische verzorging. Om de gevechten zo leuk mogelijk te houden waren er verschillende gladiatoren.
De bekendste gladiatoren zijn:
Traeces: klein krom zwaard + klein schild
Murmillones: steekzwaard + langwerpig schild
Hoplomachus: lans + kort zwaard + klein schild
Retiarius: drietand + werpnet
Na een maandenlange oefening waren de rekruten klaar voor hun eerste gevecht. Dan mochten zij voor het eerst optreden in de arena.
Hoe bedoelt u “in de arena”?
Ja, de gladiatorengevechten hadden zich verplaatst van de begraafplaats naar speciale arena’s.
De rijke Romeinen waren door de veroveringstochten steeds rijker geworden. Daarom organiseerden zij ook steeds grotere gladiatorengevechten bij de begrafenis. Ook kwam er steeds meer publiek. De begraafplaatsen werden overstroomd door toeschouwers. Daarom besloot de Senaat dat de gevechten plaats moesten vinden in speciale amfitheaters.
Er waren verschillende amfitheaters in Rome. Maar het beroemdste amfitheater was het Colosseum. Het Colosseum was enorm groot. Het gebouw had een omtrek van 527 meter en was 49 meter groot. De tribune kende vier verdiepingen. Er konden wel 50.000 (!) mensen in.
Wat zagen de mensen in een amfitheater?
In de ochtend waren er verschillende dierengevechten. Eerst waren er gevechten tussen wilde dieren. Daarvoor werden dieren gekozen waarvan men wist dat de gevechten lekker wild en bloederig waren. De toeschouwers zagen stieren tegen olifanten vechten, leeuwen tegen luipaarden en neushoorns tegen buffels. De Romeinen waren vooral verzot op gevechten tussen beren en stieren.
Na gevechten tussen de wilde dieren begon het tweede onderdeel van de ochtend: de gevechten tussen mens en dier. De hoofdrol was nu voor de jagers (venatores) en de vechters (bestiarii). Het begon met een optreden van de jagers in een enorme jachtpartij op ongevaarlijke wilde dieren: struisvogels, antilopen, gazellen, herten en ezels. De dieren renden in grote paniek door de arena. Daar werden zij met pijlen en speren door de jagers afgeslacht. Spoedig lagen er tientallen dode dieren op de bloederige zandvloer.
Dan volgden de gevechten tussen woeste wilde dieren (beren, tijgers, leeuwen, wilde zwijnen, etc.) en de bestiarii. Met schild en zwaard vochten deze speciale gladiatoren tegen de wilde dieren.
In de pauze was het tijd voor de executie van ter dood veroordeelde burgers en slaven. Er waren verschillende doodstraffen, maar de leukste was de dood door wilde dieren. De veroordeelden werden naakt en met de handen op de rug vastgebonden de arena ingestuurd. Dan werden hongerige leeuwen, luipaarden of beren op hen afgestuurd. De mensen werden door de beesten aangevallen en verscheurd.
Als de wilde dieren weer in hun kooien waren gedreven, betrad een man met een gloeiende pook de arena. Hij prikte daarmee in de lichamen om zeker te weten of ze echt dood waren. Vervolgens kwam er een man verkleed als Charon (de overzetter van de zielen) die met een grote hamer de hoofden insloeg. Na dit ritueel werden de lijken met grote haken uit de arena gesleurd en werd er schoon zand gestrooid.
‘s Middags was het tijd voor het hoogtepunt van de dag: de gladiatorengevechten. De gladiatoren kwamen in optocht de arena in. Onder luide muziek deden zij hun opwarmingsoefeningen met houten wapens. Dan stelden de verschillende koppels zich op en begonnen de gevechten. Alles wat de gladiatoren hadden geleerd op de gladiatorenschool gebruikten zij in de strijd op leven en dood. De toeschouwers juichten en moedigden hun favorieten aan.
Hoe eindigden de gevechten?
Een gevecht kon op drie manieren eindigen:
Werd één van de vechters gedood dan was het gevecht voorbij.
De tweede manier was als één van de gladiatoren zich gewonnen moest geven. Dan legde hij zijn wapens neer, ging op de grond liggen en stak zijn arm op ten teken van overgave. Dan besliste de organisator van de spelen of de gladiator genade kreeg of niet. Hij lette daarbij goed op wat het publiek wilde. Als zij vonden dat de verslagen gladiator dapper had gevochten, staken zij hun duim omhoog. Dat was het teken van genade. Maar als het publiek de verslagen vechter dood wensten dan staken zij hun duim naar beneden. Dan strekte de overwonnen gladiator zijn keel zodat iedereen de genadestoot goed kon zien en werd hij door zijn tegenstander doodgestoken.
Een derde mogelijkheid was een gelijkspel. Beide gladiatoren kregen dan genade.
Na de gevechten werden de dode gladiators de arena uitgesleept. De overwinnaars kregen een zegepalm en een ereronde. Vaak kregen zij ook een beloning, meestal geld. Een enkele keer kreeg een gladiatorslaaf zijn vrijheid als beloning.